donderdag 26 maart 2020

Woordpakket 18 en 21

Stap 1: Lees alle woorden luidop.
In woordpakket 18 (en 21) leren we dus duidelijk over woorden met –cht en –gt.


Stap 2: Kijk eens goed naar de woorden… Wat valt jou op? Wanneer schrijven we –cht? En wanneer –gt?


Stap 3: Besluit
Na een korte klank (a, e, i, o, u) schrijven we –cht.                              Behalve bij: ligt, legt en zegt!

De uitzonderingen kan je gemakkelijk onthouden met de volgende zin: 

De kip ligt in het hok, legt een ei en zegt tok tok.


Na een lange of andere klank schrijven we dus –gt.
                
Het volgende filmpje kan jullie zeker ook helpen om dit beter te begrijpen:
woorden met -cht en -gt .

In woordpakket 21 komen ook woorden voor met g of ch achteraan.

Wanneer schrijf je g? Wanneer ch?

Regel: Je schrijft meestal g!

In het tweede leerjaar moeten we slechts 3 woorden onthouden waar we achteraan ch schrijven: pech, lach en zich!  
                   


Geen opmerkingen:

Een reactie posten